In de tanden en kiezen zit levend weefsel. Het weefsel wordt ‘pulpa’ genoemd en bestaat uit bindweefsel, zenuwen en bloedvaten. De wortels van tanden en kiezen zijn hol. Binnenin bevindt zich een ruimte die het wortelkanaal genoemd wordt. Het wortelkanaal is tevens gevuld met levend weefsel.
Door het zenuwweefsel in de tand of kies kan warmte, kou en druk gevoeld worden. Het weefsel kan geïrriteerd raken door bijvoorbeeld tandbederf, diepe vulling, boren, overmatige druk op de tand of kies (een val of tandenknarsen) of blootliggende tandhalzen. Irritatie van de pulpa kan leiden tot pijnklachten. In het begin is de pijn vaak mild en van korte duur. De pijn kan worden opgewekt door onder andere warmte, kou of kauwen. In een verder gevorderd stadium van de zenuwontsteking kan de pijn zeer heftig zijn en lang aanhouden.
Om de pijn en de ontsteking weg te nemen, voert de tandarts een wortelkanaalbehandeling uit. Hierbij wordt de tand of kies eerst plaatselijk verdoofd. Vervolgens wordt er een gat geboord door de tand of kies. Door het gat wordt de ontstoken pulpaweefsel verwijderd. De wortelkanalen worden door speciale vijltjes wijder gemaakt en gedesinfecteerd met een desinfecterende vloeistof. Hierna worden de wortelkanalen opgevuld met de voorgevormde rubbertjes (Gutta percha). Als laatste wordt de kroon van het gebitselement gevuld. Voor, tijdens en na de benadeling worden röntgenfoto’s gemaakt om te controleren of iedere fase goed verlopen is.
Over het algemeen is de behandeling pijnloos. Na een wortelkanaalbehandeling kunt u wat napijn verwachten. Net zoals bij een operatie ontstaat er een wond. In dit geval in de tand of kies en dat zorgt voor gevoeligheid. De tandarts kan u adviseren over eventueel het gebruik van pijnstillers.
Vaak wordt een gebitselement na een wortelkanaalbehandeling extra vatbaar voor breuk. In dat geval indiceert de tandarts een kapje op het gebitselement om het te beschermen tegen breuk. Zo’n kapje (kroon) wordt in het laboratorium vervaardigd.